Interview met schrijver Nathan Vecht
“Lachen om ons gedeeld onvermogen”
Storyteller Jeroen van der Hulst in gesprek met schrijver Nathan Vecht over Laagland.
JH: Waar gaat Laagland over?
NV: Het gaat over verschillende groepen in onze samenleving die elkaar steeds minder goed verstaan. Ze treffen elkaar op een inspraakavond die volledig uit de hand loopt. Het gaat over mensen die proberen er het beste van te maken, maar volkomen vast komen te zitten. We zien wat er met de maatschappij gebeurt als de overheid geen enkele verantwoordelijkheid meer neemt en burgers aan hun lot overlaat.
JH: En het is een comedy.
NV: Als het goed is kijken we naar onszelf en herkennen we een soort oeverloos gepruts. We zijn er steeds minder goed in om de boel gaande te houden. In plaats van dat we daar wanhopig of boos over worden, kunnen we in het theater even een ventiel openzetten en wat lucht eruit laten. Lachen om ons gedeeld onvermogen.
Credits: Fred Debrock
JH: Wat trekt je tot het schrijven voor theater, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een roman?
NV: Ik beperk me bewust tot toneel- en scenarioschrijven. Er wordt wel eens interesse getoond door uitgevers, maar ik heb die boot tot nu toe afgehouden. Als toneelschrijver laat je vanuit de dialoog het topje van de ijsschots zien, maar wat er onder water ligt, dat blijft een suggestie. In een roman kan je die diepere gronden tot in de puntjes beschrijven. Proza schrijven is echt een ander vak. En ik voel me als een vis in het water, juist door me te moeten beperken tot de dialoog.
JH: Waar zit het verschil precies?
NV: In een roman kun je oneindig door de tijd heen bewegen, personages opvoeren, de wereld over reizen. Maar een televisiescenario of toneelstuk heeft beperkingen. Op het scherm moet je de situatie in beeld brengen. In het theater kan wel veel aan de verbeelding van het publiek worden overgelaten, maar een uitvoerige beschrijving van een personage die ons meeneemt in een lange bespiegeling over zijn jeugdjaren, zonder al te veel conflict, moet wel van enorme kwaliteit zijn wil je als publiek in dat verhaal mee kunnen gaan. In proza kan dat zonder dat het de lezer stoort. Natuurlijk, kunst kent geen enkele regel, maar in de praktijk is het wel zo dat ik met beperkte middelen veel moeten oproepen.
JH: Stephen Fry legt het mooi uit, als iemand zegt: ‘hier heb je een open veld, speel een spel’, is dat een hele andere opgave dan wanneer iemand zegt: ‘hier heb je een binnenplaats met wat strepen om in te spelen.’ Dat binnenplaatsje en die strepen, die beperkingen, geeft meteen ruimte voor spel, structuur, drama. Kaders dwingen misschien ook elegantie af.
NV: Ja, helemaal mee eens. Creativiteit wordt enorm gestimuleerd door begrenzing. De bejubelde ‘autonome kunstenaar’ vind ik ook altijd een wat lastig begrip. Alles wat we maken is altijd een reactie op wat we in het eigen of publieke leven tegenkomen. Er bestaat niet zoiets als volledig losgezongen zijn van alles wat er om je heen is. Voor mij bestaat de autonomie bij gratie van kennis over historie en context, om van daaruit een eigen koers in te slaan.
JH: Kijk je dan ook zo naar de wereld om ons heen, zit jij met een notitieblokje te observeren?
NV: Ik heb een voorliefde voor maatschappij-satirische stukken. Om daartoe te komen is het wel belangrijk om om je heen te kijken. Om tot een stuk te komen, gebruik ik een grote verscheidenheid aan bronnen. Wat ik in de tram hoor, wat ik mensen in mijn directe omgeving hoor zeggen, wat ik in de krant lees, romans, voorstellingen van collega’s. En dat gaat dan in een pannetje dat een beetje begint te borrelen. Uiteindelijk komt er iets boven waarvan het, in mijn geval, essentieel is dat ik het daar vandaag over wil hebben. Dat is voor mij toch wel een leidraad. En of dat dan komt omdat ik ergens verbijsterd over ben, angstig, er om moet gniffelen, verbaasd, woedend, dat kan alles zijn, maar het begint bij het gevoel dat ik er meer over wil weten. Ook als er geen theaterstuk of tv-serie uit hoeft te komen. Als het gaat over Laagland dan is het een combinatie geweest van een anekdote, iets wat ik heb meegemaakt, en het fenomeen van de ‘gated community’.
Credits: Fred Debrock
JH: Wat zijn dat?
NV: Gated communities zie je bijvoorbeeld in de VS of India. Welvarende mensen die zo angstig zijn dat ze iets wordt aangedaan of afgepakt, dat ze zichzelf omringen met hoge hekken en bewaking. Hun welvaart leidt niet tot vrijheid maar tot zelfverkozen gevangenschap. Het is zo’n tragisch gegeven, bewoners van die grote huizen, omringd door tralies. Maar het is ook een goed theatraal gegeven, dus ik dacht: ‘Wat nou als ik een stuk maak over de eerste gated community van Nederland?’ Iets daarvan komt terug in Laagland.
JH: Zeker in de thematiek van Laagland is de taal ook heel belangrijk en heel aanwezig. Ik kan me voorstellen dat dat soms ook wel op een dienblaadje aan je gepresenteerd wordt in het dagelijks leven.
NV: Dat is iets waar ik veel lol in heb. Ik heb het altijd geinig gevonden om al die verschillende talen te spreken. Ook al spreken de personages in het stuk allemaal Nederlands, ze begrijpen elkaar echt niet. Spraakverwarring is natuurlijk een mooi ingrediënt voor comedy. Tegelijkertijd is er ook meer aan de hand in dit stuk. Vooral als je kijkt naar de overheid is er een taal ontstaan die de burger niet helpt maar misleidt. Al dan niet moedwillig.
JH: Ik moet denken aan woorden als ‘zoekgebied’ en ‘kaderlocatie’ in de voorstelling, eigenlijk zijn dat eufemistische termen omdat ze verhullen wat het werkelijk betekent voor de bewoners van Langwetering.
NV: Dat is heel interessant aan het Rutte-tijdperk, er is een overheidstaal die eigenlijk zo geëvolueerd is dat er geen verantwoordelijkheid meer aan vastzit. Denk aan het inmiddels beroemde zinnetje van Rutte, “Ik heb er geen actieve herinnering aan”. Het is een hele vernuftige manier om overal onderuit te komen. Minister Hugo de Jonge zei over de zaak Sywert van Lienden, "Ik was wel betrokken bij die deal, maar ik had geen betrokkenheid". Dat is een soort ontsnappingskunstenaarstaal. Tijdens de inspraakavond in het stuk pikken de burgers het op een gegeven moment gewoon niet meer. Ze eisen dat er een begrijpelijk antwoord komt op hun vraag.
JH: Hoe ben je bij het politieke keukentafelgesprek gekomen?
NV: In het stuk Kunsthart voor mugmetdegoudentand, schreef ik over de verbouwing van het Rijksmuseum. Hoe de directie van het museum het aan de stok kreeg met de fietsersbond over het fietstunneltje. Een geweldig gegeven. Heel Nederlands. Het grote gebaar van een ambitieuze verbouwing en dan een paar fietsers die zeggen, “Ja, maar wij fietsen daar iedere dag.” Daarvoor heb ik meerdere inspraakavonden bekeken. Dat was fenomenaal. Uiteindelijk zie je daar toch voornamelijk de menselijke behoefte om te zeggen, “Jongens, hallo, ik ben Truus, willen jullie even naar me luisteren?” En dat Truus dan thuiskomt en zegt, “Nou, Jan, iedereen heeft naar me geluisterd, het is goed dat ik besta.” Het is veel burgers vaak niet eens zo te doen om de kwestie zelf, maar de behoefte om even gehoord te willen worden in een maatschappij waar men steeds minder bereid is om naar elkaar te luisteren.
Daarnaast is er het poldermodel dat steeds slechter functioneert. “We houden een inspraakavond, jullie mogen zeggen wat jullie vinden, maar eigenlijk hebben we alle beslissingen al genomen en geven we jullie alleen het gevóél van inspraak. Ook dat draagt niet bij aan het herstel van vertrouwen in de democratie.”
Credits: Fred Debrock
JH: Welke anekdote leidde tot Laagland?
NV: Er kwam een kabelmonteur bij ons langs om een internetkabel aan te sluiten. Ik raakte met deze man aan de praat. Hij was 55 en vertelde hoe ongelukkig hij was met zijn werk. Hij was dol op zijn beroep, was er goed in. Alleen werkte hij niet meer voor een bedrijf in loondienst, maar voor een digitaal platform dat hem uitzond. Hij moest verplicht flexwerken in een organisatie waar hij zijn arbeidstrots verloor. Hij was te oud om een nieuw vak te leren en te jong om te stoppen. Hij zat behoorlijk in de knel.
Heel toevallig ontmoette ik in diezelfde week een man van begin 40 die trots verteld over een online platform dat hij had opgezet, om kabelmonteurs te verenigen op één plek, in plaats van bij al die losse bedrijven. Dat was een stuk efficiënter. Hij had het bedrijf verkocht en zoveel verdiend dat hij niet meer hoefde te werken. Ik had de indruk dat hij zich niet helemaal realiseerde welke keerzijde zijn succes had. Ik dacht, deze mensen gaan elkaar nooit tegenkomen in het echt. Maar wel in het theater.
JH: Je hebt dus enerzijds de overheid en die glibberige taal, anderzijds heb je wereld van tech en verbrokkeling van waarde, en daartussen zit de burger eigenlijk klem.
NV: Ik wilde eigenlijk een situatie creëren waarin een burger tegenover een politicus komt te staan en zegt, “Kap hiermee! Hou op met die bullshit. Praat gewoon Nederlands met me.” Zoals dat in huwelijk gaat, of in een café, op de sportclub. Dat het jargon helemaal wegvalt. Zo zag ik een keer een filmpje van een town-hall meeting in de VS waar een man een gouverneur in een woedende tirade uitfoetert over hoe het kan dat ze de zorgverzekering stopzetten. Die man werkte zelf in de zorg en begon een waanzinnig welbespraakte maar woedende tirade, “Hoe kán je dit nou doen?”. Dat was zo sterk. Dat is een essentieel moment in de voorstelling geworden, waar het lachen je echt vergaat. Een burger die tegen een politicus zegt: kap hiermee. En neem je verantwoordelijkheid.
JH: Waarom werkt dit in Laagland zo goed als satire?
NV: Nou, een andere schrijver had hier ook een tragedie over kunnen maken, daar leent de materie zich ook goed voor. Maar dat is niet wat ik doe. Ik vind satire een hele elegante en, als het lukt, intelligente manier om je woede te kanaliseren. Voor mij is dat de vorm waar het op natuurlijke wijze elke keer naartoe gaat. Maar satire is aan verandering onderhevig. In de tijd van Wim Kan maakte een man op leeftijd aan het einde van het jaar een paar kwinkslagen over politici. Nu zijn er duizenden mensen die elke dag op Twitter politici de maat nemen. Toneel wordt daarmee wat mij betreft steeds waardevoller. Je kunt er boven de waan van de dag uitstijgen.
Laagland is te zien van 8 juni tot en met 10 december in het hele land. Boek je tickets op hnt.nl/laagland